Dressuur

 

Dressuur wordt door veel mensen gezien als het rijden van nauwkeurige oefeningen of een manier om prefecte harmonie te bereiken tussen ruiter en paard. Maar waar is het nou eigenlijk oorspronkelijk voor bedoelt en hoe gaat het in de praktijk nu in zijn werk?

 

Een klein beetje geschiedenis

Onze vroegste voorouders zagen paarden aanvankelijk vooral als voedselbron. In Frankrijk zijn enorme paardenkerkhoven gevonden die ontstonden doordat onze vroege voorouders paarden met hele kudden tegelijk een afgrond in lieten rennen om ze vervolgens op te kunnen eten. Er kwam een moment waarop de mens ontdekte dat het paard ook op andere manieren nuttig kon zijn: ze konden helpen bij de rondtrekkende levensgewoonten door tenten en huisraad te verplaatsen en boden jagers ongekende mogelijkheden bij de jacht op groot wild. Paarden bleken niet alleen nuttig bij de jacht op voedsel, maar ook bij de jacht op vijanden: het oorlogspaard was geboren. Terwijl de paarden thuis aan het werk gingen op de akkers of in het veld tijdens de jacht of de jaarlijkse trek, trokken de paarden in de oorlog aan beide zijden ten strijde. 

 

Wij kunnen het ons moeilijk voorstellen, maar ongeacht of je nu thuis de bloemkolen verbouwde of de schapen hoedde of aan het front een strijd op leven en dood leverde, je was in die tijd in alle gevallen geheel afhankelijk van je paard. Hoewel dat er heus niet altijd toe leidde dat mensen vriendelijk en harmonieus met hun paarden omgingen, was het wel in het belang van de mens zijn paarden lang gezond te houden, want een paard was een kostbaar bezit waar je bestaan van afhing. Hoe hard het leven ook was, ze hadden er baat bij hun paarden zo lang mogelijk gezond te houden en deden dus hun best dit voor elkaar te krijgen.

 

 

Mensen en paarden hebben eeuwenlang samengewerkt en uit deze samwerking zijn verschillende stromingen ontstaan op het gebied van rijden en mennen die vaak helemaal toegespitst zijn op het doel wat ermee gediend werd. De klassieke dressuur zoals wij hem heden ten dage kennen, is ontstaan uit de oorlogsvoering te paard in de tijd dat er nog geen lange afstandswapens bestonden. Men moest de tegenstander toen dicht kunnen naderen om hem te kunnen verslaan. Dit was al zo in het oude Griekenland en heeft voortgeduurd tot in de 18e eeuw. De paarden op het slagveld moesten snel kunnen wenden en op commando sprongen naar voren, achteren of opzij kunnen maken om hun ruiter het vege lijf te redden of een goede degenhouw of lansstoot mogelijk te maken.

 

Daar werd zelfs een speciale gang voor in het leven geroepen, namelijk de terre-a-terre, zo genoemd omdat het paard de grond raakt met twee achtervoeten en vervolgens met twee voorvoeten tegelijkertijd. Hierdoor kon een paard inderdaad zowel naar voren als naar achter als naar opzij. Hier een filmpje waarin dit goed te zien is. De terre-a-terre leende zich bovendien goed voor het inzetten van schoolsprongen, omdat de achterhand bij elke pas onder het lichaam werd gebracht. In dit filmpje zie je hoe de terre-a-terre wordt gebruikt tussen twee schoolsprongen.

 

In Europa was het lang een erekwestie om als koning je troepen aan te voeren op het slagveld. Het was dus drommels belangrijk dat met name het paard van de koning alle manoeuvres tot in de fijnste puntjes beheerste. Gelukkig hadden de koningen van weleer genoeg tijd en geld om die paarden als zodanig op te leiden. En ze hadden alle redenen dat te doen op een manier die hun paarden lang gezond hield. Dat africhten is de basis van de moderne dressuur en had tot doel het paard soepel, sterk en gehoorzaam te maken. Het was een zaak voor koningen en edelen, want dat waren de enigen die zich zulke paarden konden veroorloven.

 

Toen de oorlogsvoering veranderde doordat er ook lange afstandswapens beschikbaar kwamen, veranderde dat. Te paard strijd leveren was niet meer alleen weggelegd voor koningen en officieren, maar eerder voor boerenzonen die nog nooit op een paard hadden gezeten. Men trainde ze een paar weken zodat ze er niet af zouden vallen en stuurde ze dan met cohorten tegelijk op de kanonen af. Juist omdat er zoveel kans was om neergemaaid te worden door spervuur, moest de cavalerie geen waardevolle mensen of paarden bevatten. De soldaten hoefden niet goed te kunnen rijden en hoefde hun paarden alleen achter de officier aan te sturen, die als enige een goed afgericht paard bezat. Het gebeurde zelfs dat cavaleriepaarden van de eenvoudige soldaten geen hoofdstellen om hadden omdat ze als één grote kudde alleen blind achter het paard van de officier aan hoefde te chargeren!

 

De beoefening van de dressuur in de praktijk verschoof dus van de koningen en de edelen naar een aantal bevoorrechte hoge officieren binnen het leger. Het is best grappig om te zien hoeveel we daarvan in onze hedendaagse dressuur terugvinden. 

Ook altijd geleerd om je paard links te geleiden en links op te stijgen? Dit komt voort uit de sabels die soldaten aan hun linkerzijde droegen. Die 'strenge' instructeur die met ijzeren hand dicteert wat je moet doen heeft zijn wortels in de rangen en standen van het leger - het is helemaal in onze paardencultuur opgenomen.

Het is overigens niet zo dat de vorstenhuizen en edelen maar ophielden met dressuurrijden toen ze het niet meer op het slagveld hoefde toe te passen. Ze bleven het puur voor hun plezier doen en streefden ernaar een steeds grotere mate van precizie te behalen. Dit noemen ze 'l'art pour l'art' (de kunst om de kunst) rijden. Guieriniere was een mooi voorbeeld van een grootmeester die voor 'l'art pour l'art' ging.

 

 

Ook het gericht zijn op voorwaarts rijden is trouwens een overblijfsel uit de 'nieuwe' manier van oorlogvoeren: vóór de 18e eeuw was het puur zaak om wendbaar te zijn en hoefden er in de strijd geen lange afstanden overbrugd te worden. De paarden van toen moesten vooral kunnen verzamelen en werden hier ook op gefokt. Na die tijd ging men het snel overbruggen van afstanden steeds meer waarderen, aangezien men op het slagveld vaak door een waar spervuur heen moest rijden. Daar komt nog bij dat er tegen die tijd volbloeds beschikbaar waren, die een veel stuwender gang bezaten en die gebruikt werd om de oude paardenrassen te veredelen. We praten dus niet alleen over verschillende doelen, maar ook over verschillende paarden.

 

Klassieke opleidingsladder

Paardenpartner richt zich met name op de dresuur van vóór de 18e eeuw, toen het accent nog voornamelijk lag bij verzamelde arbeid en op de dressuur 'l'art pour l'art'.

Daarbij is werken vanuit de ontspanning en met lichtheid het streven (we hoeven immers geen oorlog meer te voeren, koeien te hoeden enz. enz.).  

 

Opleiding van het paard

Laten we voorop stellen dat iedere goede africhter de opleiding van zijn paard afstemt op wat er in het hier en nu gebeurd. Het heeft geen enkele zin streng vast te houden aan een bepaalde volgorde omdat 'het zo hoort'.  Jezelf en je paard kennen is altijd het devies, en iedere ruiter zal moeten leren inschatten waar het paard op deze dag en op dit moment het meeste bij gebaat is en hoe hij het paard dat kan bieden. Maar desondanks zijn er hoofdlijnen aan te geven die de opleiding van het paard een logische opbouw geven.

 

Wat we de paarden eerst willen leren is hun rug en achterbenen juist te gebruiken. De rug moet soepel zijn en kunnen swingen, de achterbenen moeten getraind worden op soeplesse en draagkracht. Bovendien moet het paard leren met de achterbenen naar het gezamelijk zwaartepunt van paard en ruiter (zo ongeveer ter hoogte van de singel) te treden.

 

Daarmee beginnen we door het paard aan de hand te leren een correcte lengtebuiging in de voorwaarts-neerwaartse houding aan te nemen, waarbij het binnenachterbeen goed ondertreedt. De combinatie van voorwaarts-neerwaarts, lentebuiging en ondertreden noem ik voor het gemak van de VLO. 

Correct voorwaarts-neerwaarts vind ik dan de hoofdhoogte waarbij het paard zijn hoofd net laag genoeg heeft om zijn onderhals te kunnen ontspannen. Correcte lengtebuiging is de gelijkmatige buiging door het hele paardenlichaam zonder het uitzwaaien van de achterhand of het op of over de schouder vallen. Correct ondertreden is afhankelijk van de lengtebuiging. In het begin leren we het paard het binnenachterbeen tussen de voorbenen ter hoogte van de singel te plaatsen. Dat is in feite een schouder-voor op de volte. Heeft het paard geleerd de VLO zelfstandig vol te houden, dan kan men met longeren beginnen.

 

 

Vanuit de VLO op de cirkel (schouder-voor op de cirkel) ontwikkelen we de schouderbinnenwaarts, die je als fundament voor alle zijgangen kan beschouwen. De schouderbinnenwaarts is een prachtige oefening om o.a.

  • het binnenachterbeen dragend te maken en daarmee zowel soepel als sterk
  • de diverse scheefheden van het paard te verminderen
  • de schouders vrijer te maken
  • de versale hulpen ('binnenbeen-buitenteugel') aan te leren en te controleren  

 

Het binnenachterbeen van het paard kan nu getraind worden op dragend vermogen. Als de schouderbinnenwaarts bevestigd is, kan men het paard aan de hand travers te leren. Daarmee wordt het dragende vermogen van het buitenachterbeen getraind en worden de traversale hulpen ('buitenbeen-binneteugel') aangeleerd.

 

Vervolgens leert men het paard om vanuit de schouderbinnenwaarts van buiging te wisselen zodat de renvers ontstaat. Vanaf de grond kan men met deze drie basiszijgangen gaan werken aan de appuyementen en de werkpirouettes. Renvers en travers trainen de draagkracht van het buitenachterbeen en de schouderbinnenwaarts dat van het binnenachterbeen. Door het gebruik van de zijgangen wordt het ruggebruik verbeterd en de natuurlijke scheefheden verminderd.

 

Beheerst het paard schouderbinnenwaarts, renvers en travers dan is het tijd om de draagkracht van beide achterbenen tegelijkertijd te trainen: men verkort de draf en vraagt het paard langzaamaan de achterbenen steeds verder onder het lichaam te treden. Op deze manier werk je toe naar de piaffe.

 

 

De piaffe is een hele goede oefening om het dragende vermogen van de achterbenen te vergroten en te controleren. Het is geen doel op zich. Naast de piaffe zijn er legio (combinaties van) andere oefeningen die de draagkracht trainen maar de piaffe heeft het voordeel dat beide achterbenen exact even hard moeten werken en het paard zeer opgericht beweegt.

 

Onder het zadel gaat er niet zoveel anders. Het voordeel van een goede basisopleiding aan de hand is dat het paard goed voorbereid is op het leren dragen van de ruiter:

  • het is door het grondwerk rechter in zijn lichaam is geworden en daarmee beter in balans
  • het heeft de bespiering die het nodig heeft voor het correct dragen van de ruiter al ontwikkeld
  • het is bekend met de oefeningen die onder het zadel gebruikt worden voor de verdere opleiding
  • de verstandhouding tussen paard en ruiter is al tot stand gekomen middels het grondwerk; paard en ruiter hoeven bij het inrijden niet proefondervindelijk vast te stellen hoe de ander in elkaar steekt - ze weten wat ze aan elkaar hebben
  • de stuwkracht van het paard is onder controle gebracht waarmee eveneens een hoop potentiele ongelukken voorkomen worden

En, als je nog niet zoveel ervaring hebt met het africhten van paarden is grondwerk een prachtige manier om inzicht te krijgen in de biomechanica van het paard en de uitwerking van de verschillende dresuuroefeningen op het lichaam van het paard. Verder is grondwerk soms onmisbaar bij revalidatie of bij rugklachten. Het moge duidelijk zijn: paardenparner is een groot voorstander van grondwerk!

 

 

Bij het inrijden wordt het paard eerst gelongeerd met een passieve ruiter op de rug. Als het gewend is aan het gevoel en de bewegingen van de ruiter, zal de ruiter langzaamaan hulpen vanuit het zadel gaan geven, die overeenstemmen met die van de longeur. Zo went het paard aan de ruiterhulpen en als die bevestigd zijn kan de ruiter los door de bak gaan rijden. De volgorde van de opleiding moet natuurlijk aangepast worden op ruiter en paard, maar doorgaans zou je kunnen zeggen dat dan de stappen VLO-schouderbinnenwaarts-travers-renvers-appuyement-pirouette- herhaald worden en indien gewenst aangevuld met de verkorte draf, piaffe, passage en galopwissels. De echte die hards kunnen ervoor kiezen vanuit de piaffe de levade en de terre a terre te ontwikkelen, wat vervolgens weer de deur open zet voor schoolsprongen zoals de courbette en de kapriool.

 

Opleiding van de ruiter

Naast een gedegen kennis van de psychologie en de soort-specifieke behoeften van paarden zou elke ruiter moeten beschikken over een goed inzicht in de biomechanica van paard en mens. Pas dan kan je begrijpen hoe je met je eigen lichaam invloed uitoefent op dat van je paard en welke gevolgen dit heeft.

Maar naast weten hoe het zit moet een ruiter vooral ook leren zien en voelen hoe het zit. Het heeft geen zin definities uit je hoofd te weten als je ze niet kunt herkennen als je ze ziet of voelt.

 

Een van de eerste oefeningen die een ruiter zou moeten beheersen is daarom het kunnen voelen van de achterbenen van het paard. Een ruiter moet op elk gewenst moment kunnen benoemen welk achterbeen er in de lucht is, wordt opgenomen of wordt neergezet. Pas dan kan hij leren het achterbeen op het juiste moment en op de juiste wijze aan te spreken. 

 

 

Verder moet een ruiter kunnen voelen waar zijn zwaartepunt is en waar het zwaartepunt van het paard ligt, want om samen in balans te kunnen zijn, moeten deze zwaartepunten samengevoegd worden. Dat samenvoegen van de twee zwaartepunten is een van de grootste uitdagingen in het paardrijden.

 

Door het lichaamsbewustzijn en de balans van de ruiter te vergroten, krijgt deze de mogelijheid zijn hulpen steeds naukeuriger te geven en zal er een heel natuurlijke verfijning van de hulpen plaatsvinden. Alle energie kan dan uitgegeven worden aan het bieden van de juiste, fijne, hulpen.

 

 

 

 

 

Geinteresseerd in (de geschiedenis van) de dressuur? Probeer deze link eens:

 

Historisch overzicht dressuurgrootmeesters

 

 

Filmpje over de ontwikkeling van een Friese merrie m.b.v. academische rijkunst

 

 

Paardenpartner   

 

Een van de verfijningen van de hulpen betreft de ademhaling van de ruiter. Hoewel het misschien niet zo belangrijk lijkt voor een ruiter om correct te ademen, is dit wel essentieel. Paarden registreren elkaars ademhaling en hartslag; dit is vaak de eerste indicator dat er gevaar dreigt. Een ruiter die verkeerd ademt, zendt dus niet alleen alarmsignalen naar zijn paard, maar zet zichzelf ook onnodig vast. Met correcte en toegepaste ademhaling kunnen spanningen in het lichaam van de ruiter opgespoord en verholpen worden. Het ademhalen op zichzelf maakt onderdeel uit van de hulpen die de ruiter het paard biedt.

 

Ook de focus van de ruiter, zijn mentale toestand, zijn stemming en zijn bliksveld zijn stuk voor stuk hulpen of belemmeringen. Het zal je verbazen hoeveel verschil  de juiste blik geeft bij het paardrijden! En hoeveel een paard van je op kan pikken van wat er zich in jouw hoofd afspeelt. Als je je niet meer druk hoeft te maken over jullie gezamelijke balans, kun je al je aandacht richten op het rijden met zo min mogelijk fysieke inmenging. Het echte rijden in harmonie begint dan!

 

Voor de ruiter is de opleidingsladder dus eigenlijk:

  • Leren wat het paard als wezen nodig heeft
  • Leren begrijpen wat er in het eigen lichaam en dat van het paard gebeurt
  • Leren voelen wat er in beide lichamen gebeurt tijdens de omgang (inclusief focus, ademhaling en innerlijk beeld)
  • Constructieve manieren leren om hier op in te spelen en het paard te helpen in zijn geestelijke en lichamelijke ontwikkeling

 

Het besef dat hulpen niet voor niets zo genoemd worden en daadwerkelijk zijn bedoeld om het paard te helpen is daarbij erg belangrijk. Hulpen zijn meer dan (standaard)commando's: het is feedback die je paard helpt te doen wat je ervan verlangt. Een goede ruiter rijdt functioneel, niet 'volgens het boekje'. Want 'volgens het boekje' is het eindresultaat. Het is aan de ruiter om het paard daar te brengen.

 

Paardenpartner streeft ernaar ruiters een goede basis en adequate begeleiding te bieden bij het nastreven van dit doel.